Wie ben ik?

Ongeveer 2009. Mijn dochter belt op om me te vertellen dat haar baby voor het eerst duimt. Dat ziet er zo schattig uit. En wat het nog aandoenlijker maakt is, dat ze niet alleen genoeglijk op haar duim sabbelt, maar ook een aaiend gebaar over haar hoofdje maakt. “Als ze haartjes zou hebben, zou ze daar krulletjes in draaien” zegt mijn dochter vertederd. Ik zie het voor me en geniet met haar mee. Wat schattig en wat bijzonder. 
Belt ze even later weer op met de mededeling, dat ze het een en ander ook aan haar schoonmoeder heeft verteld en dat die wist te vermelden dat haar zoon, dus de vader van de baby, vroeger ook zo duimde: een duimpje in de mond en een handje op het hoofd. Nu is het nóg schattiger vinden we.

Einde van het telefoongesprek en terug naar de orde van de dag: een aantal mails beantwoorden, een uurtje poetsen, boodschappen doen, een lezing voorbereiden, eten koken enz. enz. Al die tijd blijft het gesprekje over het duimzuigen door mijn hoofd spelen. Mijn kleindochter doet het net zo als haar vader. Deze duimzuig-gewoonte is dus geërfd; hij zat opgeslagen in haar DNA en krijgt nu vorm. De omstandigheden zijn er nu kennelijk rijp voor: haar spieren zijn nu zo krachtig dat ze haar armpje min of meer bewust kan bewegen, en ze kan haar duim zodanig ‘richten’ dat ze haar mond vindt. 
Opeens krijgt het woord ‘aanleg’ een heel letterlijke betekenis voor me: deze gewoonte wás er al, was al aangelegd, moest alleen nog geopenbaard worden: vorm krijgen.

Helaas geen foto van haar, dit is een andere kleindochter.

Tot zover een leuke gedachte, maar meteen daarna beland ik in een duizelingwekkende achtbaan van inzichten en doorzichten. Als deze duimzuig-gewoonte was aangelegd, wat is er dan niet allemaal óók aangelegd? Als je het goed bekijkt natuurlijk alles. Dus hoe moet je het nu zien? Wie zuigt er eigenlijk op die duim en wie aait er over dat hoofdje; het kleine meisje zelf, of is het haar vader, of misschien haar grootvader of grootmoeder, of iemand daarvoor en nog weer daarvoor? Wat is het verschil tussen al die personen?  

Om het duizelen wat te verminderen breng ik mijn gedachten wat dichter bij huis. Ik ga het op mezelf betrekken: wie ben ík eigenlijk? Ik heb overduidelijk een heleboel fysieke eigenschappen geërfd van mijn moeder; ik lijk lichamelijk erg op haar. Daarnaast kan ik ook een heel aantal psychische eigenschappen van haar in mezelf ontwaren. Mijn ijver heb ik zeker van haar. Maar natuurlijk lijk ik ook op mijn vader. Ik heb mijn donkerblonde haar van hem. Maar ook mijn muzikaliteit en mijn liefde voor muziek. En zeker ook zijn (over?)gevoeligheid, met alle positieve en negatieve consequenties die deze tot gevolg heeft. Nu weet ik dat zijn moeder, mijn grootmoeder van vaders kant, óók erg gevoelig was. Dus ik veronderstel dat haar ouders en grootouders en diens ouders en grootouders waarschijnlijk ook gevoelig zullen zijn geweest. Het duizelt me; het is alsof ik word teruggevoerd in de tijd. Wat in mij zit, bevond zich al vóór mij in mijn grootouders en daarvóor in mijn voorouders en daar weer voor ….. het gaat maar door; generatie na generatie dient zich aan, rijgt aaneen, het houdt niet op. Wanneer ben ik, zijn wij, begonnen te bestaan? Ís er een begin?
En het duizelen wordt zo mogelijk nog sterker, wanneer ik me realiseer dat dit principe niet alleen opgaat voor het verleden, maar ook voor de toekomst. Want de eigenschappen die mijn kinderen van mij hebben geërfd, hebben zij inmiddels alweer doorgegeven aan hun kinderen, mijn kleinkinderen, die ze op hun beurt weer zullen doorgeven aan hun kinderen, mijn achterkleinkinderen, en ga zo maar door. Mijn eigenschappen zullen dus dóórleven, nog vorm krijgen, wanneer ik allang dood ben. Nu duizel ik de andere kant op: weer rijgen generaties aan elkaar, maar nu de toekomst in. En weer gaat dit door tot in het oneindige; is er geen einde zichtbaar. Wanneer houd ik, houden wij op te bestaan? Ís er een einde?
Ik krijg het gevoel dat me ook altijd overvalt wanneer ik me verdiep in sterrenkunde: het heelal dijt verder en verder uit en ik voel me verdwijnen als een stip temidden van astronomische hoeveelheden sterren en planeten. Ik verdwijn in al mijn voorouders en nakomelingen. Ik los op in ruimte en tijd.

IJlings roep ik mezelf terug uit dit heelal naar mijn eigen lijf. Ik voel mijn adem regelmatig op en neer gaan en ervaar de rust ervan. Terug op aarde. En ik bedenk me: “Ik weet niet wie ik ben; mijzelf, mijn ouders of mijn voorouders. Ik weet niet eens wat een ‘ik’ is. Desondanks voel ik me prettig in mijn lijf. Trouwens, wat doet het er eigenlijk toe? Wat doet het er toe wie ik ben of wie het doet? Er is geen afgescheiden ik, maar toch ben ik degene die het hier in dit, mijn, leven doet.” 
En dan herinner ik me een van de uitspraken van Thich Nhat Hanh. Alweer jaren geleden hoorde ik hem in een retraite zeggen dat “je niet alleen voor jezelf mediteert of loopt, maar ook voor je ouders en je kinderen.” Indertijd begreep ik niet wat hij bedoelde, maar de uitspraak bleef me wel bij. Ik denk dat ik nu begin te begrijpen wat hij bedoelt.

Dankzij dat lieve kleine meisje, in haar wiegje.
Ik stel me voor dat ik me over haar wiegje buig en zie hoe vredig ze ligt te duimen, terwijl ze zachtjes over haar hoofdje streelt. Ik kijk vertederd naar haar. En alle moeders van toen en eerder, en nog eerder en van nu en straks en later, en nog later kijken vertederd met me mee.

14 reacties op “Wie ben ik?”

  1. Veel gezondheid toegewenst, Riekje! Wij zijn net aan de beterende hand na weer eens lichte Corona (Joost) en griep (ik). Van wie kregen we die aanleg of gevoeligheid? Kennelijk komt de kracht van het “beter kunnen worden” ook ergens vandaan…


    1. Ja, als ik me vorige week fitter had gevoeld haat ik vast iets geschreven over de aardbevingen. Maar dat zat er echt niet in. Dus toen kwam dit ‘ouwetje’ tevoorschijn.

  2. Dag Riekje, allereerst beterschap gewenst. Je blog was weer fijn om te lezen, verraste en verbaasde me. Ook bracht het me terug naar een weekend waarin ik Charlique twee dagen lang diep in de ogen keek terwijl we elkaar de vraag stelden “wie ben jij”. Als we dachten het antwoord te kennen mochten bij jou en Jan komen om te horen of we het goed hadden. Het was een goed en verhelderend weekend.
    liefs Hans

    1. Dat moet een enlightenment intensive zijn geweest. Om precies te zijn luidt de vraag die je elkaar daar stelt: “Vertel me wie je bent.” En daar ben je dan drie dagen mee bezig. Inderdaad een heel intensief weekend. Maar wel heel mooi!

  3. Twee weken geleden hoorde in voor het eerst van het ministerie van de Toekomst, een platform waar mensen de toekomst willen vormgeven met in het bewustzijn toekomstige generaties. En het gaf me ook een indrukwekkend inzicht. Wij, ik durf even vanuit wij te spreken, zijn zo op onszelf gericht, op onze eigen behoeften en wensen. In therapie zijn we vaak gericht op hoe wij gevormd zijn, kijken we terug naar ouders en voorouders. Ook in de familieopstellingen staat dit centraal. En opeens zag ik een beeld van een rij voorouders, de ik-persoon en daarvoor een rij toekomstige kinderen en klein- en achterkleinkinderen. Onmiddellijk werd de ik-persoon een kleine schakel in het geheel, letterlijk inter-being, wat heel relativerend is.
    Een vrouw zei; ik sta tussen mijn vader en zoon in. Nee, zei ik, je zoon heeft een eigen relatie met opa, dit is tussen hen om uit te spreken. Hier sta jij buiten. En opeens, denkend aan bovenstaande, zei ik, je hebt gelijk, je staat er tussen in. In een genogram loopt de lijn ook altijd door de generaties heen. Dit verwart me nog wel, wat is tussen wie op te lossen?
    In therapie helpt het mensen vaak moeilijkheden te overwinnen, als ze beseffen dat dit ook in het belang van hun kinderen is, ik denk nu met name aan de moeders in mijn praktijk. Dan durven ze opeens stappen te zetten, patronen te doorbreken, het anders te doen. Toch sta ik veel minder stil bij de toekomstige generaties dan dat ik met mensen terugkijk naar hoe ze gevormd zijn. Hoe zou het zijn als we ons meer op de toekomstige generaties zouden richten? Boeiend om over na te denken.

    1. Ik heb uitgebreid rondgeneusd op de site van het Ministerie van de Toekomst. Wat een prima beweging! En inderdaad, wat is het nodig om meer op lange termijn te denken. Politici denken vaak alleen maar aan hun ambtstermijn. Wie weet, word ik ooit nog minister!
      Wat ons vak betreft, ik heb altijd gewerkt met ‘het verleden’ om invloed uit te oefenen op de toekomst. Als iemand beter in zijn vel zit, heeft hij meer ruimte om empathischer te reageren en neemt hij betere beslissingen. Ik herinner me dat we ooit een echtpaar in therapie hadden, dat vertelde dat hun kinderen vaak zeiden “Gaan jullie maar weer even naar Boswijk” als de sfeer in huis te slecht werd. Indirect werkten we dus voor die kinderen!

  4. Wij zijn onze voorouders, onze kinderen zijn wij. En dan via allerlei vertakkingen zijn we allemaal elkaar.In mijn eigen woorden probeer ik te zeggen wat Thay ons heeft geleerd.
    Ik weet dat, realiseer me dat als ik er bij voorkomende gelegenheden bij stil sta, op wordt gewezen. Mijn hoofd weet het, ziet het.
    Zo ongeveer.
    Wat ik ervaar als ik jouw bovenstaande stuk lees, Riekje, is dat jij dat ‘in je emotionele achtbaan’ door het heelal’ dat ook zo heel sterk hebt gevoeld.
    Dat lijkt me een hele bijzondere, verrijkende gewaarwording, een soort ultiem gevoel van verbondenheid.
    Wat een beleving, mooi. Maakt mij stil.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.