NAAR VENUS?
Personen:
Kapitein
Partijaanvoerder
Soldaat Toon
Sjaan en Dorus
Uitvinder
Journalist
Huisvrouw
Oude breister
Jong meisje
(Als het doek opgaat staat de kapitein zorgvuldig het schip op te poetsen. Hij loopt wat om het schip heen en plotseling ziet hij het publiek. Hij schrikt.)
KAPITEIN: Jongens! Kom allemaal eens kijken!
Als iedereen op het toneel is, behalve de huisvrouw, de oude breister en het jonge meisje, wijst de kapitein naar het publiek en vervolgt hij:) Zien jullie dat? We worden bespied. Al die mensen daar weten dat wij naar Venus gaan. Wat moeten we nu doen? (Ze gaan bij elkaar staan, smoezen even en dan gaat de kapitein naar voren) Dames en heren, we hebben besloten U maar te vertellen wat er hier gebeurt. Wij gaan namelijk naar Venus.
ALLEMAAL:
wijs: Wij gaan naar Zandvoort
Wij gaan naar Venus,
hoog in de lucht.
Wij gaan naar Venus in een razend snelle vlucht.
Hier op aarde is het helemaal niet fijn,
en op Venus met z’n allen zal het dolgezellig zijn.
ALLEEN DE JOURNALIST:
Wil je nog mee,
dan kun je je melden,
bij die meneer daar,
die is daarvoor.
ALLEMAAL:
Hoi, hoi, hoi!
(Iedereen af, behalve de kapitein.)
KAPITEIN: Tja, U zult zeggen, waarom mogen wij niet weten dat jullie naar Venus gaan? Dat zal ik U wel even zeggen, wij waren bang voor verstekelingen. Ziet U, wij vormen een politieke partij en als wij naar Venus gaan kunnen wij geen indringers gebruiken, want ……
PARTIJAANVOERDER: (is intussen met grote passen het toneel opgebeend en duwt de kapitein weg) Laat mij maar, laat mij maar. Ik zal dat wel even haarfijn uitleggen, per slot van rekening ben ik voorzitter van de Partij van de Betere Wereld, oftewel de P.B.W. Ik zal U vertellen waarom wij hiervandaan willen. Wij vinden het leven hier op aarde allemaal allermiserabelst! Wij hebben ons dus aangesloten tot een partij, maar wij kunnen hier als kleine partij niet veel uitvoeren tegen al die grotere partijen. Daarom hebben wij een uitvinder in de arm genomen en die heeft dit schip voor ons gemaakt, waarmee wij straks naar Venus varen. (lacht) Wij stichten daar een nieuwe maatschappij, die beter is dan deze hier op aarde. Er is geen mens daar die ons zal ons zal hinderen en iedereen, die naar-Venus wil, moet lid worden van onze Partij! Wat een wereld zal dat worden!
wijs: Alle man van Neerlands stam.
Alle man van de P.B.W.
voelen zich zo fier en machtig,
alles wordt op Venus prachtig
en veel beter dan benee!
Wij stichten een maatschappij, fris en blij!
Als je maar eventjes vecht, wordt alles goed ‘n niets meer slecht!
Alle man van de P.B.W.
zijn heel moedig en heel aardig,
altijd flink en heel hulpvaardig:
héel wat beter dan benee!
Niet verwaand en niet pedant; heel charmant!
Nooit eens ruzie of verdriet, niets dan vreugde wat je ziet.
‘t Streven van de P.B.W.
is meer vrijheid en hoogre lonen,
voor wat minder geld beter wonen;
o, veel beter dan benee!
En omdat het dan weer mag, meer kinderbijslag!
Ja, dan is het pas echt goed, net zoals het werkelijk moet!
(gaat af)
KAPITEIN: Ja, hij is heel optimistisch, maar aan één ding schijnt hij niet te denken.
SOLDAAT: Juist, hij houdt er geen rekening mee, dat er misschien wel mensen wonen op Venus. En daarom ga ik mee. Ik zal op Venus als legeraanvoerder optreden en alle eventuele opstanden onderdrukken!
wijs: In naam van Oranje, doe open de poort
Wij landen op Venus en zeggen dan daar:
“Wij brengen U hier het geluk!
Wie niet buigen wil, nou die barst dan maar,
maar ja, dan slaan wij alles stuk!
Wij menen het goed, maar wij willen geen verzet
wie kwaad spreekt, die wordt snel gevangen gezet!
Wij brengen U hier het geluk (2 x )
Die mensen, die willen niet buigen, o nee,
ze maken een oorlog, ha, ha!
Dan ruk ik snel uit met m’n leger, o jee
en zorg dat ik hun wel versla.
Ze vechten vergeefs, want mijn leger is sterk,
ik stel aan hun akties heel snel paal en perk.
Wij menen het goed maar zijn streng (? x)
Een ieder op Venus, die siddert voor Toon,
want mijn leger is vreeslijk sterk!
Zij durven niets doen, want als ik iets merk,
dan hang ik ze snel aan een boom!
Ik weet het, het klinkt misschien wel heel erg wreed
maar ik, die het hoogste ambt daar toch bekleed,
ik breng hen perslot het geluk! (2 x)
(hij gaat af)
KAPITEIN: Een vechtlustig mens, maar die kun je goed gebruiken op zo’n expeditie. Per slot van rekening weet geen mens wat er op Venus is en hoe het er is.
SJAAN: Maar één ding weten we wel! Mijn moeder is er niet en zíjn moeder ook niet! (Wijst naar Dorus)
DORUS: En dat moet ook niet, want we willen nu eindelijk wel eens bij haar weg. Wij zijn nu oud en wijs genoeg om op onze eigen benen te staan.
SAMEN: Altijd dat gezeur, daar houden wij niet van.
SJAAN: Altijd mijn moeder te zeuren van: Was je haren, poets je tanden, borstel je nagels en veeg die rommel van je gezicht. Laat me dat zèlf weten.
SAMEN: Daar houden wij niet van, dat willen wij niet. Wij willen weg, wij gaan trouwen, op Venus.
wijs: Onder moeder paraplu
DORUS:
Bij mijn moeders pappot,
is het reuze saai,
het is daar zo stilletjes,
en wij willen lawaai!
SAMEN:
O wij houden zo van jazzmuziek
als we dat niet horen, nou dan zijn we ziek,
wij houden van lawaai,
van lekker woest lawaai!
SJAAN:
Onze moeders willen,
dat wij werken gaan,
maar wij zien wel uit hoor,
daar denken wij niet aan!
SAMEN:
Want wij houden niet van werk, o nee,
nee aan werken hebben wij de pee.
Wij houden van lawaai,
alléén maar van lawaai.
DORUS:
Wij gaan samen trouwen
als w’op Venus zijn.
Onze ouders wilden ’t niet.
maar toch doen wij het fijn.
SAMEN:
En wij trouwen fijn op jazzmuziek
er is geen mens toch die dat ziet.
Wij trouwen met lawaai,
met lekker veel lawaai!
KAPITEIN: Nou, nou, de jeugd van tegenwoordig. Dat gaat maar weg, naar Venus, alsof het niets is; Alsof ze er de hele dag rustig kunnen twisten. Ik bedoel dansen. Wie weet wat voor ontberingen ze er moeten doorstaan! (Intussen is de uitvinder het toneel opgewandeld. Hij heeft papieren bij zich en is volkomen verdiept in zijn werk.) Oh, kijk, daar hebben we de uitvinder. Meneer de uitvinder, dit is …. (De uitvinder kijkt niet op of om, hij mompelt wat getallen en ijsbeert over het toneel heen en weer.) Meneer de uitvinder, wij staan hier voor een zaal vol mensen en ik wilde U even voorstellen. (De uitvinder duwt de kapitein van zijn stoel en legt er het papier op. Hij gaat er op zijn knieën voor liggen en begint verwoed te rekenen. Een poosje hoor je niets, dan gemompel, dan staat hij op, kijkt rond, ziet de kapitein en gaat naar hem toe.)
UITVINDER: Aha, fijn dat U hier bent, Ik moet U even wat vertellen. Venus heeft een noord- en een zuidzijde. Op de noordzijde is het ongeveer 50 graden onder nul, maar op de zuidzijde is het 50 graden boven nul. Jammer genoeg kan ik een bol op allerlei manieren door de helft delen, zodat ik niet weet wat de noord- of de zuidkant is en op welke helft we landen. Ik adviseer U dus dit: Houd rekening met beide mogelijkheden! Neem dus hete kruiken, donzen slaapzakken en wollen mutsen mee, maar ook badpakken, ijsco’s en waaiers! En nu ga ik nog even uitrekenen bij hoeveel graden blikgroente bederft of bevriest, in verband met de voedselvoorraad. (Luidop rekenend gaat hij af.)
KAPITEIN: Een zorgzame man, altijd in de weer. Zo moest het op aarde ook zijn. Neem nou de politiek ….
JOURNALIST (Intussen naar voren gekomen): Juist! Neem nou de politiek! Een rommeltje is het, anders niet. En ik kan er over meepraten: ik ben journalist. Ik zit er de hele dag in en ik heb er genoeg van, zo’n rommel! En maar confereren, en maar praten en wat bereiken ze? Niets! Neem de Quai en Soekarno, beide trekken ze aan Nieuw-Guinea en roepen: “Welles, nietes, welles, nietes.” En dan zegt Soekarko: “Als je niet loslaat, ga ik met kokosnoten gooien” en dan zegt de Quai: “Maar wij gooien terug mat Edammer kaasjes”. Maar dan weet Soekarno al dat er dan wel de een of andere Boerenbeweging zal zijn die De Quai dat zal beletten. Neem Kennedy en Chroesjtsjov, die práten nog niet eens. Chroesjtjov is zeker te kort om over de muur te kunnen kijken en Kennedy … ? Kennedy is een beste man; maar het enige wat hij bereikt is: Bergen kopy voor de damesbladen en 70 % meer omzet in tandpasta over de hele wereld. Bah! En daar zit ik als klein journalistje tussen. Ik kan er niets aan doen, ik mag alleen maar Mej. T.A. de Ruyter interviewen, omdat zij voorzitster is van een jubilerende dameskrans, of meneer D. de Boer, omdat die bij een bedrijfsongeval zijn linkerpink verloor. En intussen gooit Chroesjtjov het hele a.b.c. aan bommen. Nee, ik ga weg, naar Venus, waarom zou ik hier blijven als het op Venus veel beter is? Ik begin daar een nieuwe krant en ben zelf hoofdredacteur. Al mijn stukken komen op de voorpagina. (Intussen is iedereen weer opgekomen,
behalve de huisvrouw, de oude breister en het jonge meisje .)
KAPITEIN: Nu weet U waarom wij allemaal naar Venus willen.
ALLEMAAL:
Wij gaan naar Venus, hoog in de lucht.
Wij gaan naar Venus in een razendsnelle vlucht.
Plotseling houdt iedereen op, want de huisvrouw, de oude breister en het meisje zijn verschenen.
ALLE DRIE TEGELIJK: Zo, en wordt er met ons geen rekening gehouden?
KAPITEIN: O, wilt U misschien ook mee, nou dat kan nog…
HUISVROUW: Nee, wij willen juist níet mee. En ik zal U meteen zeggen waarom. Hebt U wel eens van maangruis gehoord? Weet u dat er op de maan een enorme laag maangruis ligt? Heeft U er nooit aan gedacht dat er op Venus ook wel eens gruis kan liggen? Niet zoveel misschien, laten we zeggen een laag van één meter zestig. En dan zouden de Heren ons wel willen gebruiken om dat er allemaal vanaf te vegen, hé? O ja, maar dat willen wij niet!
wijs: een scheepje in de haven landt
Een zeilscheepje op Venus landt.
Hojo, hojo, …enz.
Er komen heel veel mannen uit.
Hojo, hojo, ….. enz.
Maar ach, zij zakken per abuis
tot aan hun nek in’t Venus gruis.
In ’t lieflijk gruis van Venus.
Daar staan zij dan en o, wat nou?
Hojo, hojo….enz.
Zij roepen dan de vrouwen vlug!
Hojo, hojo….enz.
Toe veeg die rommel hier eens weg!
Wat is ’t een vieze boel hier zeg
met al dat gruis op Venus!
En dan vegen wij Venus schoon.
Hojo, hojo,….enz.
Dat dachten jullie, maar o jee!
Hojo, hojo,….enz.
Wij vrouwen zijn heus lang niet gek,
blijf daar maar staan tot aan je nek
in ’t lieflijk gruis van Venus!
OUDE BREISTER: En ik vind het laf van jullie om weg te gaan: Als je het dan zo’n rommel vindt, dóe er dan iets aan! Denk bijvoorbeeld aan de A.G.G.’s , de Achter Gebleven Gebieden bedoel ik. Het is gewoon nog geen tijd om weg te gaan.
wijs: Op de grote stille heide
Op deez’ grote slechte wereld
is nog veel verdriet gegaard
en voor alle arme mensen
heb ik al veel geld gespaard.
‘k Weet niet of het helpen zal,
maar ik spaar mijn hele leven al.
Ik spaar voor de wereld,
voor al ‘t verdriet op de wereld,
de wereld.
En ik brei voor de A. A.G.’s
broekjes groot en broekjes klein,
want die arme mensen zullen
zonder kleren wel koud zijn.
Daarom brei ik broek na broek
zo breng ik de lange tijd zoek
Eén recht en één averecht
….enz.
Mensen blijf op deze wereld
en help eerst de A.G.G.’s.
Ga daarna dan maar naar Venus
en dan ga ik ook wel mee.
Maar verwijder eerst op aard
‘t verdriet dat hier is gegaard:
Ga dán maar naar Venus,
ga dán maar naar Venus,
naar Venus.
JONG MEISJE: En van mij is het meer een psychologische kwestie, Een heel voor de hand liggende overigens, hoewel ik het jullie mannen niet kwalijk neem, dat jullie daar niet aan denken. Maar ík des te meer.
wijs: Waar de blanke top der duinen
Oh, de griekse Godin Venus
was zo schoon wel als een beeld!
Daarbij vergeleken ben ik wel
heel erg, heel erg slecht bedeeld.
Want zij was zo onbeschrijflijk schoon (2 x)
Daarom haat ik, daarom haat ik,
daarom haat ik haar heel gewoon!
Waarom dacht U dat die planeet daar
Venus heet en niet Appolijn?
Omdat alle meisjes op Venus
even mooi als Venus zijn!
Zij zijn zo onbeschrijflijk schoon (2 x)
Daarom haat ik, daarom haat ik,
daarom haat ik hen heel gewoon!
SOLDAAT: Ach laat maar, wij willen al niet meer. Wat moeten wij op Venus als er geen meisjes zijn? Wat moeten we als er geen vrouwen zijn om eten voor ons te
koken en wat gebeurt er op de wereld als daar geen mannen zijn om te werken? Nee hoor, wij willen niet meer.
UITVINDER: Maar mijn schip dan? Dat met toch gebruikt worden, het zou zonde zijn als dat werkloos bleef liggen.
JOURNALIST: Oh, maar daar weet ik wel wat op. Ik koop het schip!
KAPITEIN: Je gaat toch niet alléen naar Venus?
JOURNALIST: Nee, ik ga niet meer naar Venus. Ik eh … (pakt zijn notitieboekje en potlood. Richt zich op het meisje) Ik eh,…zou U wat willen vragen.
wijs: Het regent, het regent, de pannetjes worden nat
JOURNALIST:
Zeg juffrouw, zeg juffrouw
vindt U ‘t goed dat ik U wat vraag?
MEISJE:
Wel ja meneer, maar dan meneer
drie vragen en beslist niet meer.
JOURNALIST:
Wel juffrouw, wel juffrouw
hier komt dan de eerste vraag.
Zeg juffrouw, zeg juffrouw.
hoe vindt U het leven op aard?
MEISJE:
Tja, prettig is het altijd niet,
maar, ‘t is maar hoe je het beziet.
JOURNALIST:
Nou juffrouw , nou juffrouw,
dat ben ik dan met U eens.
JOURNALIST:
Zeg juffrouw, zeg juffrouw,
zeg houdt U een beetje van mij?
MEISJE:
Nou ja, nu U het vraagt meneer,
ik houd van U steeds meer en meer
JOURNALIST:
Oh, juffrouw, of juffrouw,
wat vind ik dat vreselijk fijn!
JOURNALIST:
Zeg juffrouw, zeg juffrouw,
zeg wilt U met mij wel op reis?
MEISJE:
O jeetje zeg, meneer, wat fijn,
wat zal die reis verrukkelijk zijn.
JOURNALIST:
En juffrouw en juffrouw
waar wilt U dan graag heen?
Wijs: We gaan naar de zevende hemel
MEISJE:
Ik wou, ik wou dat ik ging met jou
naar de zevende hemel.
JOURNALIST:
Oh maar juffrouw, maar dan gaan wij gauw
naar de zevende hemel!
We kunnen het doen, want we hebben een schip.
Op heel deze reis is geen enkele klip
TEGELIJK: Journalist: O ja juffrouw, nou dan gaan we nou
Meisje: O heerlijk zeg, nou dan gaan we gauw
SAMEN:
naar de zévende hemel.
JOURNALIST: (Tegen alle anderen) En dan nodigen wij jullie allemaal uit om mee te gaan!
AlLEMAAL SAMEN:
Hoera en nou gaan wij samen gauw naar de zevende hemel (2 x);
Wij stappen strakjes in dit schip en varen weg zó in een wip!
(Naar het publiek)
Adieu mijnheer en adieu mevrouw! Wij gaan naar de zevende hemel!!
(Ze staan met zijn allen achter het schip en lopen er tijdens het zingen mee weg. Even later komt de kapitein nog even terug.)
KAPITEIN (Naar het publiek) Gaat U ook mee, vanavond?